Met dit document wil de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) belangstellenden informeren over haar standpunt ten aanzien van het gebruik van proefdieren voor wetenschappelijk onderzoek.
Met dit document wil de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) belangstellenden informeren over haar standpunt ten aanzien van het gebruik van proefdieren voor wetenschappelijk onderzoek.
Dierproeven die worden verricht in het kader van fundamenteel biologisch en biomedisch wetenschappelijk onderzoek zijn gericht op het verkrijgen van inzicht in de mechanismen die ten grondslag liggen aan basale biologische processen. De bevindingen en resultaten die dit fundamenteel onderzoek oplevert leiden primair tot kennisvermeerdering, maar verschaffen ook de basis voor toegepast wetenschappelijk onderzoek. Zo wordt de kennis die voortkomt uit het fundamenteel biomedisch onderzoek onder meer toegepast bij de ontwikkeling van nieuwe therapieёn, medicijnen en vaccins en bij het onderzoek met betrekking tot veiligheid (onder andere de registratie van schadelijkheid van stoffen in voedingsmiddelen en consumenten‐ producten). In een ander domein heeft het langlopende (veld)biologisch onderzoek aan kleine zangvogels belangrijke gegevens opgeleverd waarmee effecten van klimaatverandering in kaart gebracht konden worden.
Het standpunt van de KNAW is dat dierproeven noodzakelijk zijn voor biologisch en biomedisch wetenschappelijk onderzoek omdat gelijkwaardige of betere alternatieven voor het gebruik van proefdieren tot op heden niet beschikbaar zijn. De huidige stand van de kennis binnen de biologie en de biomedische wetenschappen is met name te danken aan het gebruik van proefdieren, en dierproeven dienen nog steeds om onze wetenschappelijke kennis op deze gebieden te vergroten. Gezien het belang dat de KNAW hecht aan dierenwelzijn heeft de Akademie, naast de voorgeschreven wettelijke kaders waaraan het dierexperimentele onderzoek in Nederland moet voldoen, een aantal eigen kaders gesteld inzake het proefdierbeleid binnen haar onderzoeksorganisatie. De wettelijke kaders als beschreven in de Wet op de dierproeven (Wod) worden hierbij beschouwd als de minimale vereisten waaraan het verrichten van dierproeven en het huisvesten van proefdieren zou moeten voldoen. In de praktijk betekent dit ook dat binnen de onderzoeksorganisatie hoge eisen aan zorgvuldigheid en transparantie worden gesteld. Verdere uitgangspunten voor het proefdierbeleid van de KNAW worden gevormd door een objectieve informatieverschaffing en maximale openheid over dierproeven, met de intentie de dialoog hierover met de samenleving aan te gaan. In het kader van een dergelijk beleid is in samenwerking met de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra de Code Openheid Dierproeven ontwikkeld. Met deze Code verplichten de instellingen zich tot het afleggen van verantwoording en het bieden van meer openheid over het gebruik van proefdieren: (virtuele) rondleidingen, gesprekken met belanghebbenden, voordrachten, deelname aan publieke debatten, enquêtes, publicaties in huisorganen, websites, expliciete aandacht voor (de ethische aspecten van) dierproeven in proefschriften en bij promoties, persberichtgeving, en het publiceren van een Jaarverslag Proefdiergebruik. Het streven naar openheid brengt echter een dilemma met zich mee: openheid mag niet ten koste gaan van de veiligheid van de onderzoekers en de vertrouwelijke aard van onderzoeksgegevens. Dit betekent dat hiertussen voortdurend de balans zal moeten worden gezocht.
Een ander belangrijk uitgangspunt van het beleid van de Akademie inzake dierproeven betreft de ontwikkeling van alternatieven voor het gebruik van proefdieren. De KNAW acht het ontwikkelen van alternatieven voor dierproeven van groot belang en probeert dit waar mogelijk binnen haar eigen onderzoeksorganisatie te stimuleren. Hierbij onderschrijft de Akademie het principe van de drie V's: Vervanging, Vermindering en Verfijning van het gebruik van proefdieren waar mogelijk. De drie V’s zijn hierbij gelijkwaardig, wat betekent dat wanneer vervanging niet kan, er toch optimaal naar vermindering en verfijning moet worden gestreefd. De Akademie heeft het voornemen om jaarlijks in haar Proefdierkundig Jaarverslag te rapporteren welke alternatieven er binnen haar eigen onderzoeksorganisatie zijn ontwikkeld en toegepast. Het verminderen van het aantal proefdieren kan onder meer worden gerealiseerd door verbetering van de onderzoeksmethodieken en de statistiek. Onder verfijning wordt onder meer het toepassen van minder ingrijpende handelingen, het gebruik van pijnbestrijdende middelen en een verbeterde huisvesting verstaan. De KNAW steunt het drie V‐beleid binnen haar eigen onderzoeksorganisatie ook met extra geld. Hiervoor kunnen van uit de instituten jaarlijks aanvragen worden gedaan.
De KNAW hecht belang aan een zorgvuldige, transparante werkwijze rond het uitvoeren van dierexperimenteel onderzoek die vanzelfsprekend voldoet aan alle wettelijke eisen die er aan dit onderzoek worden gesteld. Hierbij vormt de Europese richtlijn voor het gebruik van proefdieren die momenteel in de maak is, de standaard. Onderzoek met dieren heeft echter ook te maken met een aantal andere wetten (bijvoorbeeld: Welzijnswet voor dieren, Besluit biotechnologie, Flora en Faunawet). Hierdoor zijn de administratieve procedures zo omvangrijk en complex geworden dat voor de afhandeling zeer specialistische kennis is vereist en er een zware administratieve druk wordt opgelegd. Het is niet uit te sluiten dat dit in een aantal gevallen zou kunnen leiden tot een verplaatsing van het onderzoek naar landen waar wet en regelgeving minder restrictief is. Dit is niet in het belang van de proefdieren en al evenmin in het belang van het Nederlandse wetenschappelijk onderzoek. De KNAW pleit derhalve voor vereenvoudiging van de regelgeving en efficiëntere procedures, zonder dat daarbij concessies worden gedaan aan de vereiste zorgvuldigheid rond het werken met proefdieren .