Op deze pagina staat de position paper van de KNAW voor het rondetafelgesprek over academische vrijheid op 22 mei 2025 op uitnodiging van de vaste commissie OCW van de Tweede Kamer.
Op deze pagina staat de position paper van de KNAW voor het rondetafelgesprek over academische vrijheid op 22 mei 2025 op uitnodiging van de vaste commissie OCW van de Tweede Kamer.
22 mei 2025
Marileen Dogterom, president KNAW
De Nederlandse wetenschap staat internationaal aan de top. Deze toppositie is cruciaal voor de ontwikkeling van onze welvaart, ons welzijn en onze gezondheid. Wetenschap en innovatie zijn nodig om de vele problemen op te lossen die op ons land afkomen. Ook het huidige kabinet onderstreept zeer terecht dat innovatie een sleutelrol speelt in de ontwikkeling van de Nederlandse samenleving en economie.
Het vermogen van de wetenschap om tot baanbrekende resultaten en innovaties te komen staat of valt met academische vrijheid. Of het nu gaat om grote wetenschappelijke doorbraken of het komen tot praktische toepassingen, er is vrijheid voor nodig: vrijheid om te onderzoeken wat nodig is, vrijheid om nationaal en internationaal samen te werken, vrijheid om resultaten te delen en vrijheid om onderwijs te geven. Alleen zo kan de historisch opgebouwde kennis efficiënt worden gecombineerd met nieuwe inzichten om tot vernieuwing en oplossing van problemen te komen.
Academische vrijheid is bovendien nodig om een goed geïnformeerd maatschappelijk debat te kunnen voeren. Kennis die nodig is voor het formuleren van opties voor te voeren beleid en voor een kritische blik op maatschappelijke kwesties moet vrij ontwikkeld en gedeeld kunnen worden. Voor het goed functioneren van de Nederlandse samenleving moeten burgers erop kunnen vertrouwen dat ze te maken hebben met kennis die niet is gestuurd door belangen van politiek, overheid of bedrijfsleven. Dat alle voor de samenleving belangrijke perspectieven door wetenschappers belicht worden, vrij van ideologische of andere vooringenomenheid, en zonder dat voor de politiek onwelgevallige kennis uit het publieke debat geweerd wordt.
Academische vrijheid is het beginsel dat medewerkers aan wetenschappelijke instellingen in vrijheid hun wetenschappelijk onderzoek kunnen doen, hun bevindingen naar buiten kunnen brengen en onderwijs kunnen geven. Deze vrijheid geldt onder meer voor de keuze van het onderwerp en de methode van het onderzoek, en voor het publiceren en delen van de resultaten van onderzoek via bijvoorbeeld wetenschappelijke conferenties, lezingen voor een breed publiek of de media. Onder academische vrijheid valt ook de keuze om samenwerking met wetenschappelijke partners aan te gaan, en de invulling van het wetenschappelijk onderwijs.[1]
De academische vrijheid staat in Nederland echter onder druk, met alle gevolgen voor kennisontwikkeling en innovatie van dien. Uit onze onlangs gepubliceerde analyse van verschillende nationale en internationale rapporten blijkt dat de academische vrijheid in Nederland niet meer vanzelfsprekend is.[1]
De afname van de academische vrijheid heeft verschillende oorzaken:
Financiering en sturing van onderzoek en onderwijs. Een belangrijke reden voor de lage score van Nederland in vergelijking tot andere landen is dat er te weinig ruimte is voor het type onderzoek dat bij uitstek leidt tot nieuwe ontdekkingen en doorbraken: ongebonden, door nieuwsgierigheid ingegeven onderzoek. Onderzoeksfinanciers (zowel publiek als privaat) stellen vaak eisen aan het onderzoeksthema of het doel. Hierdoor zijn onderzoekers steeds minder vrij om eigen thema’s en methodes te kiezen, waardoor de impact van het Nederlandse onderzoek achteruitgaat. De huidige bezuinigingen versterken dit effect.
Ook de Wet Internationalisering in Balans (WIB) en in het bijzonder de Toets Anderstalig Onderwijs (TAO) vormen een beperking van de academische vrijheid. Met deze nieuwe wet wordt beoogd dat het aantal internationale studenten in Nederland voor het land behapbaar blijft, dat Nederlands als academische taal beschermd blijft en de toegang tot het hoger onderwijs voor Nederlandse studenten gewaarborgd blijft. Dat zijn in principe redelijke eisen waarvoor verschillende oplossingen voorhanden zijn. Echter, door de overheid beslissingsbevoegdheid te geven over de onderwijstaal, wordt direct inbreuk gedaan op de academische vrijheid met negatieve gevolgen voor de onderwijskwaliteit en onze internationale concurrentiepositie voor talent.
Op basis van onze analyse van de situatie rondom academische vrijheid in Nederland doet de KNAW een aantal concrete aanbevelingen aan de academische gemeenschap.2 Daarnaast bevat het KNAW-rapport de volgende aanbevelingen aan de overheid en de politiek:
De academische vrijheid is in onze wet slechts beperkt verankerd. Zij staat bijvoorbeeld niet in onze grondwet, zoals dit wel in Duitsland het geval is. In de Wet op Het Hoger Onderwijs staat zij slechts zeer summier beschreven. De KNAW roept op om na te gaan of de academische vrijheid wettelijk beter verankerd kan worden, zodat Nederland zijn toppositie in wetenschap en innovatie kan bestendigen.
[1] KNAW (2025). Academische vrijheid in Nederland: reactie op actuele bedreigingen. Amsterdam, KNAW.
[2] Technopolis group (2023). Onderzoek naar zelfcensuur in hoger onderwijs en wetenschap. Onderzoek in opdracht van het ministerie van OCW.