Ga direct naar: navigatie
Ga direct naar: inhoud
Afbeelding uit de jaarredepresentatie van Ineke Sluiter.
2022

'Wat is water?' Jaarrede door Ineke Sluiter

    Wat is water?

    “Twee jonge vissen zijn een stukje aan het zwemmen en ze komen een oudere vis tegen, die de andere kant op zwemt. De oudere vis knikt ze toe en zegt: ‘Morgen, jongens, hoe is ‘t water?’ De twee visjes zwemmen nog wat verder door, maar dan kijkt de een de ander aan en vraagt: ‘Wat is in vredesnaam water?”

    Met dit verhaaltje begon David Foster Wallace zijn ‘commencement speech’ aan Kenyon college in 2005, later gepubliceerd als boekje. [i] In zijn speech ontkent hij bij voortduring en hardnekkig dat hij antwoord zou willen geven op de vraag van de jonge vissen, maar dat doet hij natuurlijk toch. “Dit is water! Dit is water!”, zegt hij aan het eind van de speech. Dit is waarvan je je bewust moet blijven in het leven.

    Wat is water? In principe een fijne en wetenschappelijke vraag waar ieder wetenschapsdomein mee uit de voeten kan. Voor een van onze leden is water het meest fascinerende molecuul in het heelal. Voor anderen is de strijd ertegen een historisch ingrediënt van onze nationale culturele identiteit. En onze protector, de Koning, vatte de issues met water ooit bondig samen als: “te veel, te weinig, te vervuild”.[ii]

    Te veel, te weinig, te vervuild

    Het medium waarin de Nederlandse wetenschap rondzwemt, lijdt al jaren onder precies diezelfde drie euvels. Het is misschien onverwacht dat ‘te veel’ ook van toepassing is. Maar inderdaad is dat zo: de wetenschap heeft primair behoefte aan een omgeving en een vorm van ondersteuning die continuïteit en stabiliteit garandeert, bijvoorbeeld in de vorm van een gestaag groeipad, dat ons in de buurt houdt van onze ‘peers’ in Europa. Op naar de 3% bbp! Maar keer op keer blijkt dat onze overheid er beter in is om in één keer een grote emmer met geld om te draaien, steeds incidenteel in plaats van structureel, en met de opdracht het razendsnel weg te zetten. Dat laatste is het voornaamste probleem. Een verdorde bodem heeft maar beperkte opnamecapaciteit, waardoor optimaal gebruik van de overdaad-–als die optreedt-- vrijwel onmogelijk is. We kunnen het niet vasthouden. Impulsfinanciering vereist ook gedachten over de langere termijn.

    Maar het zichtbaarder kwantitatieve probleem zit toch aan de kant van de schaarste, een langdurige en aanhoudende financiële droogte—het recente PwC rapport bevestigde wat we al wisten. Te weinig water. En die schaarste houdt direct verband met een derde probleem in onze werkomgeving, ditmaal kwalitatief: gestresste organisaties met hoge werkdruk, doorgeschoten competitie om de schaarse onderzoekmiddelen, veel tijdelijke contracten, en issues met sociale veiligheid. Te vervuild. En toen moest corona nog komen. Want daarmee kregen we ook nog te maken met bedreiging van wetenschappers en was er meer dan ooit behoefte aan publiek begrip van wetenschap. Niet alleen begrip met het hoofd, maar ook affectief, met het hart.

    Wetenschap met een hart

    Mocht dit apocalyptisch klinken, laat ik er dan meteen iets verheugends tegenover stellen: hoe bijzonder is het eigenlijk niet dat onze academische wereld, vooruitlopend op beter watermanagement van buiten, zelf is gaan werken aan milieubeleid? Tegen de vervuiling, op alle fronten! Wetenschap met een hart, of, zoals ons nieuwe KNAW-lid Maghiel van Crevel het noemt: de hermenselijking van de wetenschap.[iii Let wel: wetenschappers, de mensen die wetenschap bedrijven, hebben altijd al een groot hart gehad voor hun werk, het is onze passie, we zijn gedreven en bevlogen voor onderwijs en onderzoek.[iv Wetenschappers met een hart, dat is niets nieuws. Maar hier gaat het over het wetenschappelijk bestel en onze wetenschappelijke cultuur. Wetenschap met een hart wil een gezonde, eerlijke en duurzame academische werkomgeving creëren, waarin jonge onderzoekers kunnen gedijen. Dit is waar veel energie in is gestoken de afgelopen jaren. Niets ervan is al helemaal gefixt, veel is in het stadium van bewustwording, aandacht vragen voor de kernproblemen, en routes uitzetten naar een oplossing. En een zorgvuldige discussie voeren met het hele veld. Op al die terreinen heeft onze KNAW een rol.

    Ik ga er een paar elementen uitlichten, maar kom eerst nog even terug op onze vissen. Over diversiteit in deze anecdote ga ik noodgedwongen maar even niets zeggen, al weet je nooit of die oudere vis toch geen vrouw is. In elk geval zijn de twee jongere allebei mannetjes, verder geen woord over de achtergrond van deze vissen. Maar wel duidelijk, en ook relevant, is (a) dat de vissen niet tot dezelfde generatie behoren; en (b) dat de oudere en de jongeren niet dezelfde kant uit zwemmen. De boomer-vis moet dus ongetwijfeld zijn (of haar) waardevolle ervaringen delen—en de ervaring leert dat je dat ook niet tegenhoudt--, maar moet wel uitkijken met fishplaining.

    Laat ik er dit van zeggen, beste collega-KNAW-leden: een oudere generatie, ik bedoel mijn generatie, heeft haar succes onder andere te danken aan het feit dat zij zich goed kon aanpassen aan de heersende context en cultuur van de tijd waarin ze zich ontwikkelde. Die generatie - mijn generatie - zag kans daarbinnen te floreren en een niche te vinden, op een heel andere manier dan de generatie van onze voorgangers. Die succesvolle adaptatie geldt in elk geval voor diegenen die uiteindelijk het geluk hadden in de KNAW gekozen te worden. Maar er is wel veel veranderd sinds die tijd. En dat laat ruimte voor een nieuwe generatie om hun succes anders in te richten. En ja: ook om te excelleren.

    Dit alles raakt rechtstreeks twee van de prioriteiten van onze huidige strategische agenda Staan op Kennis: het bevorderen van excellent onderzoek en het steunen van jonge wetenschappers om de toekomstbestendigheid van de wetenschap in de hand te werken. Het gesprek moet daarbij niet óver, maar vooral toch ook mét de jongere wetenschappers gevoerd worden, en we moeten rekening houden met de diverse opvattingen die ook in die generatie leven. Onze Akademie kan zich gelukkig prijzen met de grote inbreng in al deze discussies van de leden van onze Jonge Akademie, die een goede brug vormen naar de nog weer jongere generaties aanstormend talent die achter hen aankomen.

    Diversiteit en inclusie; erkennen en waarderen

    Terug naar de academische milieubeweging, naar ‘wetenschap met een hart’ en de rol van de KNAW. Een paar voorbeelden. Diversiteit en inclusie is een landelijk en internationaal aandachtspunt geworden. Waarom is diversiteit belangrijk? Dat is tegelijk een kwestie van rechtvaardigheid en van streven naar excellentie. Een groot aantal wetenschappelijke vragen krijgt eenvoudigweg een kwalitatief beter antwoord als het onderzoek ernaar ruimte biedt voor diverse perspectieven. Denk aan maatschappelijk gevoelige vragen als de omgang met het Nederlandse koloniale verleden of migratie-vraagstukken. Maar een andere reden waarom diversiteit belangrijk is beperkt zich niet tot specifieke domeinen of specifieke vragen. De wetenschap als geheel wordt er kwalitatief beter van als talent niet buitengesloten wordt, door welke onbewuste processen ook. Oog voor diversiteit helpt ons om talent beter op te sporen en op te nemen. Inclusie betekent dat al dat diverse talent binnen onze teams zich welkom en thuis moeten kunnen voelen in de wetenschap. Anders raak je je mensen net zo snel kwijt als je ze gevonden hebt.

    ‘Wetenschap met een hart’ betekent dus: zorgen dat wie talent heeft, ook de kans krijgt om mee te doen. Maar voor wie eenmaal binnen zijn, is daar het chapiter ‘Erkennen en waarderen’. Wij laten groepen, teams en individuen in de academie allerlei taken verrichten. Wij willen dat zij gezamenlijk floreren en zo de beste prestaties neerzetten in onderwijs, onderzoek en de verbinding met de maatschappij. Niet iedereen hoeft alles te doen, maar het geheel moet meer zijn dan de som der delen. De specifieke taak die individuele teamleden op zich nemen en toegewezen krijgen, hoort dan centraal te staan in hun beoordeling en waardering. Het uiteindelijke doel blijft het best mogelijke werk, in een omgeving waarin veilig en met trots en plezier gewerkt kan worden.

    Zijn topprestaties in onderzoek dan nog steeds wel belangrijk? Ondenkbaar toch dat dat niet zo zou zijn? Dat is dan ook wat beoordeeld wordt als je een onderzoekproject indient. Maar dat laatste hoeft misschien niet iedereen te doen, bijvoorbeeld als iemands hoofdtaak en kracht ligt bij leiderschap of onderwijs of outreach. Anderzijds moet je ook bij zo’n aanpak oppassen voor ongewenste neveneffecten. Die zouden kunnen optreden als bijvoorbeeld gender-stereotypering een rol gaat spelen in het aanmoedigen van sommigen om onderzoeksaanvragen te doen, terwijl tegen anderen wordt gezegd: ‘jij bent zo goed met de studenten, jij hoeft geen onderzoekaanvragen meer te schrijven, dat scheelt in de werkdruk’. U mag zelf invullen hoe dat plaatje eruit kan komen te zien.

    ‘Wetenschap met een hart’ stimuleerde discussies over wetenschappelijke integriteit, over academische vrijheid en over sociale veiligheid aan onze academische instellingen. Binnenkort zal de adviescommissie onder leiding van Naomi Ellemers een rapport aanbieden aan onze minister waarnaar zeer wordt uitgezien. Het gaat over de vraag: Hoe bevorder je gewenst gedrag in de wetenschap? Hoe kan het tegendeel daarvan ontstaan en hoe voorkom je dat?

    De rol van de KNAW: Anchoring Innovation

    Bij alle steun voor wetenschap met een hart heeft de KNAW het steeds als haar rol gezien erop te blijven letten dat we het kind niet met het badwater weggooien. Excellentie is geen vies woord. Verschillende wetenschapsgebieden hebben verschillende behoeftes en verschillende manieren om naar prestaties te kijken. De KNAW is bij uitstek het gremium dat de wetenschap in de volle breedte overziet en waar we kunnen zorgen dat maatwerk, de menselijke maat, steeds mogelijk blijft en dat het debat genuanceerd blijft—overigens een streven waarin we de volle steun hebben van onze discussiepartners, zoals NWO en UNL.

    Erkennen en waarderen gaat uit van prachtige principes, maar de ‘devil is in the detail’: hoe doe je recht aan zorgen over de internationale status van de Nederlandse wetenschap, of over de impact van het hele programma op de kwaliteit van wetenschap? Wetenschap is een sociale praktijk, het is mensenwerk.[v] Nieuwe ideeën moeten zo geïmplementeerd worden dat ze passen bij gedeelde en herkenbare waarden, vertrouwde manieren van werken, dat mensen in de relevante sociale groepen ze begrijpen en willen en accepteren. Kortom: we moeten zorgen voor het verankeren van de vernieuwing, ‘Anchoring innovation’. [vi] Dat is geen kwestie van behoudendheid, maar een aanpak om vernieuwing succesvol te laten verlopen. Hetzelfde zal gelden voor het advies over sociale veiligheid en gewenst gedrag: de verschillende Universiteiten doen daar al heel veel aan en dat is waardevol. Nieuwe initiatieven moeten aansluiten bij lokale best practices.

    Het maatschappelijk debat: wetenschap en parlement

    Ik heb het gehad over twee prioriteiten van onze strategische agenda, die allebei gebaat zijn bij wetenschap met een hart en het verbeteren van de waterkwaliteit: het bevorderen van excellentie en de ondersteuning van jonge wetenschappers. Een derde prioriteit is het voeden en verrijken van het maatschappelijk debat. De laatste jaren is dat een debat dat in hoge mate ook over de rol van de wetenschap zelf gaat. En ook daarbij zien we het water soms ernstig troebel worden.

    In de relatie tussen politiek en wetenschap is er enerzijds het verheugende programma Parlement en Wetenschap, dat afgelopen week zijn tienjarig bestaan vierde. Wetenschappers leveren daarin een bijdrage aan de kennisbasis van onze parlementsleden. [vii] Het is gebaseerd op een mooi initiatief van de Tweede Kamer: een samenwerkingsverband tussen die Tweede Kamer en zes nationale wetenschapsorganisatie, waaronder uiteraard de KNAW. Anderzijds horen we zelfs in ons Parlement wilde persoonlijke verdachtmakingen van wetenschappers die zich de afgelopen jaren onvermoeibaar hebben ingezet om de coronacrisis te bestrijden. Het zijn geluiden die het open debat over wat we kunnen leren uit de bestrijding van de crisis, wat er in toekomstige gevallen beter kan, ernstig belemmeren en vertekenen. En die wetenschappers in gevaar kunnen brengen.

    De afgelopen jaren hebben we wetenschappers opgeroepen om pal te staan voor de collega’s die vanwege hun bijdrage aan het publieke debat via social media geïntimideerd en bedreigd werden. [viii] Zo roep ik nu ook parlementariërs, wetenschappers en de overgrote, maar te vaak zwijgende meerderheid van onze medeburgers op om te laten merken hoe onacceptabel dit gedrag van een volksvertegenwoordiger is. Bescherm en verdedig de persoon van onze wetenschappers, ook als je inhoudelijk kritiek op ze hebt. Inhoudelijke kritiek is geen punt: daar is iedere wetenschapper aan gewend. Met de argumenten erbij graag. Maar gratuite persoonsbeschadiging is buiten de orde. Het is een trieste constatering dat deze oproep opnieuw hard nodig blijkt.

    Het is ingewikkeld discussiëren met vuilspuitende Kamerleden, omdat ze in feite niet in gesprek zijn met de rest van de Kamer, maar aan het ‘zenden’ zijn naar hun aanhang in de maatschappij. Daarop hebben zij trouwens niet het alleenrecht. Hun collega-Kamerleden kunnen dus belangrijke correctieve frames aanleveren voor de publieke discussie, zonder mee te gaan in een welles-nietes dat de ongefundeerde beschuldigingen alleen maar laat weergalmen.

    Een bijkomend probleem bij deze persoonlijke aanvallen is dat het de publieke beeldvorming over vertrouwen in de wetenschap vertekent. Hoewel onderzoek in binnen- en buitenland heeft uitgewezen dat het vertrouwen in de wetenschap zelfs is toegenomen in de corona-crisis,[ix] maakt al dit lawaai dat er een beeld ontstaat van tanend vertrouwen. Het zou kunnen betekenen dat mensen weliswaar zelf nog vertrouwen in de wetenschap hebben, maar denken dat dat niet geldt voor anderen. En dat kan destabiliserend werken. Alleen al in dat opzicht hebben onze regering en ons overheidsapparaat een grote verantwoordelijkheid, die wij wetenschappers natuurlijk met hen delen, in het beschermen, respecteren en openlijk benoemen van de onafhankelijkheid van het wetenschappelijk advies en een rolzuivere taakverdeling tussen adviseurs en beleidmakers. Dat sterkt het vertrouwen. En vertrouwen is het fundament van onze kennismaatschappij.

    Het maatschappelijk debat: valorisatie

    Bij advies aan de overheid is de onafhankelijkheid van de wetenschap cruciaal, één van onze kernwaarden. Dat geldt ook als wetenschappers zich inspannen om de door hen ontwikkelde kennis ten goede te laten komen aan de maatschappij. Valorisatie! De Waarde van Wetenschap is trouwens ook voorwerp van een lopend adviestraject onder leiding van Mirjam van Praag, en haar commissie heeft terecht een heel brede opvatting van dat begrip en zal bijvoorbeeld ook rekening houden met de waarde van onderwijs.

    Maar goed: ook voor valorisatie in engere zinen zijn wetenschappers gemotiveerd en de maatschappij vraagt dat ook van hen. Het brengt echter ook echte dilemma’s met zich mee. Zodra kennisbenutting samenwerking vereist met bedrijfsleven of farmaceutische industrie, steekt onmiddellijk publiek wantrouwen de kop op. De wetenschap kan het dus niet snel goed doen, want een vorm van samenwerking blijft nodig, eenvoudigweg omdat publieke middelen niet toereikend zijn om bijvoorbeeld medicijnontwikkeling te financieren. Hoe kiezen Universiteiten de juiste maatschappelijke doelen om in te investeren? Hoe zit het met dubbele aanstellingen? Hoe moet het met eventuele verdiensten? [x] Hoe kan dit alles zo geregeld worden dat de onafhankelijkheid van het onderzoek zichtbaar gewaarborgd blijft? Want dat is de basis van het publieke vertrouwen in wetenschap. Ook over deze kwesties is een discussie tussen wetenschappers onderling en tussen wetenschap en maatschappij nodig, en daar is de KNAW ook mee bezig.

    De rest van het watermanagement

    Wetenschap met een hart bestrijdt de watervervuiling. Maar met het aantreden van een nieuw kabinet is er ook uitzicht op irrigatie. Hoe verheugend dat er een Centrum voor Wetenschapscommunicatie komt, waarmee een structureel vervolg mogelijk lijkt op het bij de KNAW uitgevoerde pilotprogramma SamenWeten (Sense about Science).

    En wat zal het mooi zijn als het KNAW-plan van de Rolling Grants een plaats gaat krijgen in de begroting van OCW. En als dan volop wordt vastgehouden aan het uitgangspunt van dat plan: projectificering tegengaan, en een langetermijnvisie van onderzoekers bevorderen door een kloppend hart voor ongebonden onderzoek. Zelfs in dat deel van het watermanagement dus toch ook: wetenschap met een hart.

    Ik zeg het Foster Wallace gewoon na: dit is water! dit is water!

    Dank

    Aan het eind van mijn laatste jaarrede dank ik u allen, de leden van de KNAW, van De Jonge Akademie en de Akademie voor Kunsten voor het vertrouwen, bestuursleden, directie, instituten en medewerkers van het Trippenhuis voor de warme samenwerking. Het was me een grote eer en een genoegen om twee jaar lang uw president te zijn. Volgend jaar, in 2023, zal onze Akademie kunnen vieren dat we vijftig jaar presidenten hebben. En dankzij de eindspurt van de vrouwen zullen dat twaalf mannen en drie vrouwen geweest zijn, nog helemaal niet zo slecht.

    Bibliografie

    Referenties

     

    Omslagfoto: goudvis, Pixabay

    Blijf op de hoogte

    Schrijf u in en kies zelf welke nieuwsbrieven u wilt ontvangen.