Van staatsrechtsbeoefening naar constitutionele wetenschap
Publieke macht wordt tegenwoordig niet alleen door de staat uitgeoefend, maar steeds vaker ook door internationale en supranationale actoren zoals de Europese Unie (EU) en private actoren zoals BigTech. Deze ontstatelijking maakt dat het constitutionele recht, vanouds opgevat als staatsrecht, fundamentele veranderingen ondergaat, maar voor de gangbare Nederlandse staatsrechtsbeoefening blijven deze veranderingen grotendeels onzichtbaar. Om de studie van het constitutionele recht opnieuw in verbinding te brengen met de constitutionele werkelijkheid, dient de staatsrechtbeoefening daarom te worden getransformeerd tot constitutionele wetenschap. Dit onderzoeksproject, dat wordt uitgevoerd onder leiding van Monica Claes, hoogleraar Europees en vergelijkend constitutioneel recht aan de Universiteit Maastricht, doet daar een voorzet voor en past deze nieuwe benadering toe door de implicaties van ontstatelijking voor het Nederlandse constitutionele recht te onderzoeken.
Het huis van Thorbecke in de koloniën
Tegenwoordig beschouwen we het als vanzelfsprekend dat er in het verleden verschil was tussen de rechten en plichten van Nederlandse burgers en die van koloniale onderdanen. Bij de grondwetsherziening van 1848 beoogde Thorbecke echter een uniform burgerschapsmodel. De uiteindelijke grondwet liet desalniettemin ruimte voor verschillen tussen de praktische invulling van burgerschap in Nederland en koloniaal burgerschap in de Aziatische en Caribische contexten. Karwan Fatah-Black, universitair docent aan de Universiteit Leiden, zal met zijn team een studie uitvoeren naar de oorsprong van de koloniale burgerschapsvormen, hoe deze werden bepaald en wat daarvan de postkoloniale gevolgen zijn.
Ruimte voor protest? Botsingen tussen democratie en openbare orde in Nederland, 1919 tot nu
Dit project, onder leiding van Wim van Meurs, hoogleraar politieke geschiedenis aan de Radboud Universiteit onderzoekt op decentraal niveau hoe democratie en openbare orde botsten in praktijken van en discussies over protest sinds 1919. Wat leert deze botsing ons over de ruimte voor protest in Nederland in de 20e eeuw, over de veranderingen die daarin zijn opgetreden, en de vormen en opties die zijn uitgesloten of toegenomen? Dit project toetst daarbij de hypothese dat de belangenafweging tussen democratie en openbare orde niet primair en zeker niet alleen wordt bepaald door formele juridische kaders, maar door politiek-historische factoren. Het centrale doel van het project is om, met behulp van deze factoren, de patronen te verklaren die zich voordoen in de onderlinge interactie tussen protesterende burgers en overheid.
Het spel van de Europese constitutie: Aantekeningen bij de Unie en haar woordvoerders, stelsel en fundament
Wat leert het ontluikend politiek handelingsvermogen van de Europese Unie over de dynamiek en aard van haar constitutie? Deze onderzoeksvraag staat centraal in het project dat onder leiding van Luuk van Middelaar, hoogleraar grondslagen en praktijk van de Europese Unie en haar instellingen aan de Universiteit Leiden, zal worden uitgevoerd. Het Europese statenverband waarvan Nederland deel uitmaakt ondergaat de laatste jaren een ongekende transformatie. Terwijl de Europese Unie zich vanouds verlaat op het recht, volstaat dit niet langer om noodsituaties als de eurocrisis, vluchtelingencrisis of de pandemie het hoofd te bieden. Zulke gebeurtenissen nopen tot initiatief, improvisatie en publieke overtuigingskracht. Dat zijn eigenschappen kenmerkend voor politiek handelingsvermogen die Europa tot voor kort ontbeerde. Nu dit vermogen door opeenvolgende crises tot wasdom komt, verandert de Unie van aard, kracht en aanpak. Daarbij is de band tussen haar oude constitutionele zelfbeeld en feitelijk handelingsvermogen verbroken. In de geest van Thorbecke tracht dit project deze band te herstellen door de aard en dynamiek van de constitutie van de Unie te duiden en zo bij te dragen aan het debat over de toekomst van Europa.
Wat maakt een raadslid een goede volksvertegenwoordiger?
Dit project, onder leiding van Barbara Vis, hoogleraar politiek en bestuur aan de Universiteit Utrecht, onderzoekt hoe de vertegenwoordiging door raadsleden de tevredenheid van kiezers met lokale tevredenheid bevordert. Volgens Johan Rudolf Thorbecke moest een volksvertegenwoordiger een vertrouwenspersoon zijn, die in alle openbaarheid, onbevooroordeeld en ongebonden het algemeen belang dient. Maar is dat vandaag de dag nog steeds het ideaal van een volksvertegenwoordiger? De representatieve democratie is sinds Thorbecke immers fundamenteel veranderd. Partijen hebben daarin een dominante positie verworven. Burgers zijn er, mede dankzij de invoering van rechtstreekse verkiezingen door Thorbecke, meer betrokken bij geraakt. Daarnaast kunnen burgers zich nu via allerlei vormen van directe participatie laten gelden. Verder mogen in het huidige netwerkbestuur ook tal van stakeholders, zoals bedrijven, onderwijsinstellingen en maatschappelijke instanties, hun zegje doen. Op basis van enquêtes onder raadsleden en inwoners en gevalstudies in uiteenlopende gemeenten staat daarom in het onderzoek, mede uitgevoerd door Hans Vollaard, centraal wat een raadslid vandaag de dag een goede volksvertegenwoordiger maakt.